zondag 23 januari 2011

Opkomst, bloei en neergang van Duitse keramiekfabrieken



Bay Keramik, Ruscha Keramik en ES Keramik waren tot begin jaren vijftig de grootste keramiekproducenten, maar vanaf 1954 kwam Scheurich Keramik snel op. Vanaf midden jaren zestig steeg ook de productie van Carstens Tönnieshof en Ceramano snel. De periode van 1960 tot 1975 geldt als de bloeitijd van de West-Duitse keramiekfabrieken. Er werd veel geproduceerd en de consument kocht de artikelen graag. In retrospectief blijken de fabrieken van Scheurich, Bay Keramik, Carstens Tönnieshof en Dümler & Breiden de vier grootste producenten te zijn geweest in kwantiteit. Achteraf is duidelijk te zien dat hun mid jaren zestig-productie een flinke breuk met het oude is en een grote stap in een nieuw, experimenteel, modernistisch, abstract tijdperk.

Maar het succes was niet eindeloos. Tot begin jaren zeventig waren er steeds meer keramiekfirma’s bijgekomen. Dat maakte de afzet moeilijker, ook al kocht het publiek de vazen toen nog gretig. Midden jaren zeventig ging de belangstelling voor gedecoreerde vazen in Europa en Amerika hard achteruit. Dat kwam niet alleen doordat de smaak van de consument veranderde, het was ook een gevolg van de teruglopende wereldeconomie na de oliecrisis van 1973. Goedkope kunststof gebruiksvoorwerpen deden bovendien de vraag naar West-Duitse producten enorm dalen. Vele firma's gingen daardoor rond 1975 failliet. De overgebleven bedrijven bleven keramiek maken, maar zij kregen het in de jaren tachtig weer moeilijk door concurrentie uit lage lonenlanden. Keramisten uit landen als Portugal kregen bovendien eind jaren tachtig overheidssubsidie en dat veranderde de markt. Dit leidde weer tot vele faillissementen.

Onder andere Scheurich, Carstens Tönnieshof, Otto Keramik en Jopeko Keramik wisten alle economische stormen en smaakvoorkeuren te overleven. Zij bestaan niet alleen nog, maar maken ook nog steeds keramiek. Minder kleurrijk en minder massaal, dat wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten