zondag 16 januari 2011

Handwerk: glazuren




Glazuur wordt gemaakt van anorganische (levensloze) stoffen zoals lood, soda, borax en veldspaat. Deze worden gemengd met een metaalachtige oxyde voor de kleur. Glazuur bestaat uit drie elementen: siliciumdioxide, alumina en een smeltmiddel. Silicumdioxide vormt een glaslaag, alumina geven de klei volume en stabiliteit, en het smeltmiddel bepaalt de smelttemperatuur van het glazuur. De pottenbakker roert als hij een object wil glazuren in een bak met een naar eigen recept gemaakt glazuur of in een gekocht glazuurmengsel (frites). Er zijn oneindig veel mogelijkheden. De glazuurkeuze is afhankelijk van het karakter dat de pottenbakker aan de vaas wil geven. Een vakman weet precies hoe glazuren reageren tijdens het bakken.

Glazuur kan op meerdere manieren worden aangebracht; dompelen, kwasten of opspuiten. Elke methode heeft zijn voor- en nadelen. Het doel is in alle gevallen het aanbrengen van een regelmatige laag die circa 1,5 millimeter dik is. Een vaas kan in verschillende glazuren gedompeld worden; transparant, transparant gekleurd, en mat gekleurd.
Talk bevat veel magnesium en dat zorgt voor een mat oppervlak in steengoedglazuur. Ook calciumcarbonaat (krijt) kan als het ruim (25%) wordt toegevoegd zorgen voor een mat effect.

Het eindresultaat van het glazuurproces hangt af van veel factoren: de gekozen klei (bakkleur), de samenstelling van het glazuur, het aantal lagen glazuur – soms drie of vier dunne lagen over elkaar –, de oventemperatuur, de zuurstofarme of zuurstofrijke atmosfeer in de oven, het langzaam of snel afkoelen van het geglazuurde item.

Glazuur kan bij alle temperaturen worden gebakken, maar uit praktische overwegingen worden 'temperatuurreeksen' tussen 900 graden en 1350 graden Celsius aangehouden. Hoe hoger de temperatuur, hoe harder en duurzamer de klei en het glazuur. Vier veelgebruikte temperatuurreeksen zijn 1050-1180 graden voor aardewerk, 1200-1300 graden voor steengoed (West-Duits keramiek), 1240-1350 graden voor porselein en 900-1050 voor raku (van oorsprong Japanse techniek met als kenmerk craqueléglazuur).

Tijdens het bakken van steengoed wordt de atmosfeer in de oven ofwel van extra zuurstof voorzien (oxidatie) ofwel aan zuurstof ontrokken (reductie). De keuze tussen oxiderend en reducerend bakken levert kleurverschil op; ook als het om hetzelfde glazuur gaat.

Het gekozen glazuur moet niet alleen passen bij de gekozen klei, maar ook bij de gekozen baktemperatuur. Op vazen die van aardewerkklei gemaakt zijn, moet een aardewerkglazuur aangebracht worden. Op vazen van steengoedklei zal meestal een steengoedglazuur aangebracht worden. Een glazuurder kan verschillende glazuren op hetzelfde werkstuk gebruiken als deze op dezelfde temperatuur smelten.
De pottenbakker kijkt door de kleuren heen; na het bakken zal de kleur er heel anders uitzien. De echte functie van een glazuur is niet het decoreren van de vaas, maar het waterdicht maken van de klei. Na verhitting in de oven wordt het glazuur namelijk een met de klei versmolten laag glas.

Om zo nauwkeurig mogelijk het effect van bepaalde kleuren en glazuur te leren kennen, neemt een pottenbakker allerlei proeven. Hij schrijft nauwgezet op welke grondstoffen hij gebruikt en in welke verhouding, ook hoe hij het glazuur aanbracht (dun of dik, met kwast of spuit), hoe het stookproces verliep en wat het resultaat was. Dat uitzoeken kost veel tijd, maar het maakt het mogelijk om later hetzelfde nog eens te maken.

Het vullen van een oven met te glazuren voorwerpen (een gladbrandoven) moet heel wat nauwkeuriger gebeuren dan een biscuitoven. Voorwerpen die tegen elkaar staan, bakken onherroepelijk vast. Een pottenbakker kan de bodem van een object voor het aanbrengen van het glazuur in de was zetten, zodat het glazuur daar niet door de poreuze steen opgezogen kan worden. In de oven zou de vaas anders op de plaat vast gaan zitten en dan bij het eruit halen kapotgaan.
De onderkant van het werk kan ook met een natuursponsje worden schoongemaakt of - als de bodem ook geglazuurd moet worden – op een driepootje (triangel) gezet worden.

Kleine haarscheurtjes in het glazuur betekenen dat het het glazuur niet was afgestemd op de gebruikte kleisoort. Dat wil zeggen dat glazuur en klei een verschillende uitzettingscoëfficiënt hebben. De pottenbakker kan hier bewust voor hebben gekozen, omdat hij het effect mooi vindt.

2 opmerkingen:

  1. Krijt wordt heel dikwijls verkeerderlijk aangeduid als Calciumcarbonaat (Ca(CO3)2), maar het is wel degelijk CaSO4. Calciumsulfaat.
    Bestye groeten Jan Anton Gilles

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik ben niet zo'n chemicus, dus even bij Wikipedia gaan kijken. Wikipedia vermeldt bij krijtgesteente: "het vast materiaal dat voornamelijk uit calciumcarbonaat (CaCO3) bestaat". Bij gips staat dat het een mineraal is dat grotendeels uit het zout calciumsulfaat (CaSO4) bestaat.

    BeantwoordenVerwijderen