maandag 5 augustus 2013

Boeken: ADCO uit Groningen

ADCO is een Nederlandse firma die bestaan heeft van 1919-1976. Een branchegenoot van de vele WGP firma's die hier al uitgebreid besproken zijn. En... er is ook een link tussen Groningen en West-Duitsland, maar die kwam verder niet van de grond en dat leidde mede tot het faillissement van ADCO. Een korte geschiedenis plus een bespreking van het boek.





Oprichting en de periode tot en met de Tweede Wereldoorlog
De N.V. Groninger Steenfabrieken was gevestigd aan de Rijksweg 33 in Ruischerbrug bij Groningen. Vanaf 1902 werden daar bakstenen, dakpannen en buizen vervaardigd. In 1919 gaat men er ook rood pottengoed fabriceren. Vanaf 1922 wordt eenkleurig sieraardewerk zoals vazen en kannen vervaardigd.

Model 1016 van ADCO: een gerilde vaas die vanaf de jaren twintig tot ver na de oorlog werd verkocht (circa 1960)
In 1931 wordt het merk ADCO gedeponeerd. Deze naam is afgeleid van de namen van de naar het schijnt temperamentvolle dochters van Geuchien Cornelis Limborgh Meijer (één van de vennoten van het bedrijf): Adalaïde Martha (1920) en Elisabeth, ook Coco genaamd. 

ADCO 1016 in geel

De productie van het ADCO aardewerk bestaat decennialang vrijwel geheel uit bloemenvazen naar eenvoudige, doordachte en éénkleurige ontwerpen met bijvoorbeeld horizontale ribbels. Tot in de Tweede Wereldoorlog vervulden Duitsers, Tsjechen en Hongaren leidinggevende posities in de aardewerk fabriek. Ze hebben hun merktekens of signaturen niet achtergelaten op hun product, maar zij hebben wel de modellen ontworpen en veel jonge Groningers opgeleid in de moderne technieken van het vak.

ADCO vaas: model gemaakt vanaf 1938
In de Tweede Wereldoorlog maakt ADCO kerfsnee-aardewerk, omdat hier minder klei voor nodig is. De oorlog was in bedrijfseconomisch opzet geen slechte tijd. De fabriek was niet afhankelijk van geavancerde technologie of bijzondere grondstoffen, en kon, anders dan de grote aardewerkfabrieken in Maastricht met een beperkte hoeveelheid steenkool toe: er werd nog volop met turf gestookt. Afzetproblemen waren er niet en schade door oorlogshandelingen evenmin. Alleen in het laatste jaar kon er niet normaal meer geproduceerd worden en werd er verlies geleden. 

Groei en bloei
Na de oorlog kon er geen vakmanschap binnengehaald worden, want het hele recruteringsgebied lag achter het ijzeren gordijn. Maar van 1945-1958 waren het goede naoorlogse jaren. het gewone huishoudelijk aardewerk voor alledaags gebruik was niet aan te slepen: de consument kon eindelijk zijn serviesgoed weer op peil brengen na jaren van schaarste.

In 1950 wordt een schildersafdeling opgezet. In deze 'Delfts'blauwe afdeling wordt net als elders in Nederland namaak Delfts geproduceerd voor de toeristische markt. Het gaat dan om klompen, molens, asbakken en tegels in de vorm van een schild. 

Op 24 oktober 1958 wordt de geheel verbouwde en gemoderniseerde fabriek geopend. De nieuwe tunneloven had een lengte van 45 meter en kon continu wagentjes met daarop gestapeld aardewerk verwerken. Deze bedroeg in de eerste jaren na de verbouwing ongeveer 50.000 artikelen per week. Veel sierbloempotten en ander bloemistenaardewerk komen uit de fabriek. 

Bijzonder populaire bloempot van ADCO
Het tijdperk van de sierpot
ADCO is vooral bekend door de sierpotten die ze gemaakt hebben. Die kom je in kringloopwinkels nog volop tegen en dat is niet raar. Omstreeks 1960 was er zelfs enige jaren een sierpottenconventie, waarvan behalve ADCO ook Erica in Hoogezand, Westraven in Utrecht en De Sphinx in Maastricht deel uitmaakten. Adco was goed voor maar liefst 60% van de totale productie van dit viertal! Het bedrijf zette daar ook op in, het vazenaanbod werd gereduceerd tot enkele ingedraaide gebruiksvazen. ADCO had afscheid genomen van het meest kenmerkende product: de gedraaide vaas en was de weg van de mechanisatie ingeslagen waarbij men zich op de markt voor de sierpotten had gestort. Met succes. De potten werden in hun tijd als kwalitatief goed beschouwd.

De bloempotten zijn er in vele maten en uitvoeringen. In de tweede helft van de jaren vijftig werd eerst een succesrijke serie potten met eenvoudige handgeschilderde decoraties op de markt gebracht: Picasso, Helen, Karin, Nico, Tanja, Jolanda, Marijke, Gerda, Ageeth, Julia en Lucie. Picasso was de absolute kaskraker. Voor al deze decors op één na werd model 2116 benut. Lucie kreeg model 2117. 

Begin jaren zestig werd model 2116 gebruikt voor het aanbrengen van tranferdecors. Die machinaal gedrukte afbeeldingen werden vóór de glazuurbrand op het aardewerk geplakt. Ze luisterden naar de namen Egypte, Roos, Shadow Roos, Korenbloem, Mimosa, Vogel, Korenaar en Teenager. Ook de vazen werden soms met transfers verrijkt, zoals Mimosa en Margriet.  Het bedrijf  zocht in een eindeloze variatie binnen eenzelfde model. Vaas 2116 kon ook eenkleurig geleverd worden en wel in de kleuren grijs, crème, (mat)groen, zwart, (mat)geel, bruin en blauw. Er waren tien verschillende maten. Dezelfde pot kon ook nog geleverd worden met een speciale bewerking van het oppervlak: verticale ril en/of geborsteld. 

Sierpot 216 met transferdecors
ADCO maakte ook potten voor speciale planten die goed verkocht werden: de hertshoornpot (met afgeplatte achterkant en vaste schotel), de sansevieriapot (boven wijd, onder smal en vaste schotel) en de bredere azaleapot die iets later op de markt kwam.  Hun populariteit weerspiegelt de kamerplantenmode van die dagen. Het zal dan ook weinig verbazing wekken dat de sansevieriapot met name in België zeer goed verkocht: die plant ontbrak daar op geen enkele vensterbank.

Sierpotten van ADCO voor de hertshoornvaren 

Ook allerlei bloembakjes met of zonder bloembak vielen in de smaak, evenals de steekschaaltjes voor oasis. 

In 1967 ontwierp Koen Jansen nieuwe modellen. Ook voor huishoudgoed: huishoudschalen, eierdoppen, bierpul en melkbeker. Populair werd vooral de asbak die ook als steekbakje voor oasis werd verkocht. 

Tabel met verkochte aantallen sierpotten met handbeschilderde decors
1957-1958 70.000 stuks
1958-1959 215.000 stuks
1959-1960 397.000 stuks
1960-1961 305.000 stuks
1961 (10 maanden) 185.000 stuks
1962 (11 maanden) 153.000 stuks

Zorgen
Maar de bloeiperiode duurde maar kort. Vanaf 1960 klinken in de notulen van de aandeelhoudersvergaderingen in toenemende mate zorgen door over de rentabiliteit van zowel de steenfabrieken als de aardewerkfabriek. Zo stijgen de lonen en er is toenemende concurrentie, waardoor de export naar België stagneert.

Ook de nadelen van de gekozen tunnelovens werd overduidelijk zichtbaar. men kan de karretjes niet harder of langzamer laten lopen en het is bijzonder onvoordelig om de oven een tijdje stil te zetten. Als vraag en capaciteit in evewicht zijn dan gaat alles goed. Daalt de vraag, dan ontstaat er overcapaciteit zonder dat de stookkosten dalen. Wat dat betreft is een periodieke oven beter: die KAN bij een dalende vraag zonder problemen minder vaak worden ingezet. Elektrisch of gasgestookt. 

ADCO zette hun producten vooral af bij de Hema en V&D. De te grote voorraden werden met korting aan de warenhuizen aangeboden, maar ook de magazijnen van deze winkels waren nog ruim gevuld.  

Daarnaast waren er technische problemen en die werden versterkt omdat er te weinig vakmensen in het bedrijf aanwezig waren. De heer Ludovicus Pieters heeft tussen 1949-1964 het gezicht van de jaren vijftig bepaald. Toen hij naar België vertrok, kwamen er geen geschikte opvolgers meer. De rek was eruit en het geld om door te gaan met het vernieuwen van machines en het aantrekken van meer geschoold personeel ontbrak. 

Er wordt van alles gedaan om de problemen op te lossen: samenwerking, assortimentsvernieuwing en exportsbevordering.
Men zoekt naar samenwerking met anderen: met De Sphinx uit Maastricht mislukte dat, maar Westraven uit Utrecht bleek een goede partner. Westraven produceerde veel sierpotten en kon die goed kwijt, maar voelde er voor om wegens ruimtegebrek een deel van de productie uit te besteden zodat zij zich konden richten op hoogwaardiger artikelen zoals reliëftegels. In 1968 werd 20% van de Westraven-omzet bij ADCO geproduceerd.
Een tweede strategie is het vernieuwen van het assortiment. Tot dan toe had men al hun aardewerk gemaakt in één kleur zonder versiering erop. In de loop van de jaren vijftig werden er door de nieuwe schildersafdeling decors ontwikkeld. Ook kwamen er sierpotten met bewerkt oppervlak.
Sierpot 2116 met hangeschilderd decor 'Helen' van Daan Portier
Sierpot met schuimglazuur

Witte stippen op roodsteen
Het derde middel was het bevorderen van de export. Men ging deelnemen aan buitenlandse beurzen om met name in Frankrijk en Duitsland meer continuïteit te verkrijgen. Midden jaren vijftig was de omzet uit export 20% en daarvoor was de afzet naar België verantwoordelijk. Dat was en bleef de belangrijkste afzetmarkt. Pogingen om Scandinavië, de VS, Oost-Afrika en IJsland te ontsluiten hadden weinig effect.

Een verloren strijd 1968-1976
Hoewel  het Utrechtse Westraven substantiële orders bij ADCO plaatste, wilde moederbedrijf De Porcelyne Fles uit Delft het bedrijf niet overnemen. Ze wilden wel orders plaatsen. In 1970 besloten directie en aandeelhouders dat ADCO niet zelfstandig konden voortbestaan. Na lang onderhandelen draaide De Porceleyne Fles bij: eenderde van de aandelen zou worden overgenomen, een bedrijfsleider van De Porcelyen Fles zou gedetacheerd worden bij ADCO en De Porceleyne Fles ging zelf orders plaatsen. In 1972 verbeterden de resultaten door het maken van Delfts Wit. Maar er moest meer gebeuren.

Op 26 september 1973 vertrok een gezelschap naar het Westerwald in Duitsland om aardewerk- en machinefabrieken te bekijken in het hart van de Duitse keramiekindustrie. ADCO stelt naar aanleiding van het bezoek een investeringsplan op, want op de tunneloven na is alles volsterkt verouderd. De conclusie is dat er meer geproduceerd moet worden tegen lagere kosten (een keer branden) en met minder personeel. 

De periode van optimisme duurde kort. In februari 1975 rijzen de energie- en loonkosten en de grondstoffenprijzen de pan uit en De Porceleyne Fles plaatst wel orders, maar de investeringen blijven uit. Ondertussen beginnen de klanten te klagen, waaronder de Hema, omdat de concurrentie goedkoper kan leveren. Er is wederom sprake van een personeelsprobleem. Bij Engelse en Duitse bedrijven wordt gekeken of het mogelijk is de hele productie of grote delen ervan uit te besteden. De Duitsers hebben geen belangstelling, de Engelsen zijn te duur. Het Ministerie van Economische Zaken wil krediet geven als moederbedrijf De Porceleyne Fles zich garant stelt, maar De Porceleyne Fles is zelf ook in de rode cijfers beland en heeft ook geld nodig. In april 1976 valt het doek en gaat ADCO failliet. Onder beheer van de curatoren draait de tunneloven nog enige tijd door om de vooraad ongebakken goed weg te werken. Dan wordt ook het laatste personeel naar huis gestuurd. 

Sierpotten uit de laatste jaren

Keramiekproblemen bij andere bedrijven
Dat het bedrijf failliet ging ligt niet alleen aan de genoemde factoren binnen het bedrijf. Veel concurrenten in Duitsland en Nederland verdwenen tegelijkertijd van het toneel. In Nederland hielden Confido uit Harkstede en Erica uit Hoogezand op te bestaan (zonder faillissement). Ook Goedewaagen in Gouda en Frankton in Swalmen  redden het niet. De Sphinx in Maastricht stopte met de productie van huishoudelijk aardewerk en richtte zich op sanitair. Voorbeelden van bedrijven die het moeilijk hadden en het wel haalden zijn: De Porceleyne Fles in Delft, NV Tichelaars Makkumer Aardewerk- en Tegelfabriek, Plateelbakkerij Schoonhoven en Mobach uit Utrecht (welke alleen handwerk bleef maken).

Eenentwintigste eeuw
Pas decennia later krijgt het bedrijf ADCO de eer die het ook verdiende: in 2003-2004 is er in het Groninger Museum te Groningen een expositie over het werk van ADCO. 
Anno 2013 kom je hun producten regelmatig tegen op rommelmarkten. De latere producten zijn meestal goed herkenbaar: het woord ADCO kan ingekrast zijn of gestempeld. Handig voor de verzamelaar van nu en morgen.
Bodem van de bloempot met witte stippen op roodsteen, model 2173
Bodem van de vaas 1016

Verder lezen
Adco. De afdeling Aardewerk van de NV Groninger Steenfabrieken 1919-1976 is een uitgave van de Nederlandse vereniging van ceramiek en glas in samenwerking met het Groninger Museum. Het boek is tevens verschenen als themanummer van Vormen uit Vüur. Mededelingenblad Nederlandse vereniging bvan vrienden van glas en ceramiek, nummer 182/183 (2003/3-4). Het werk werd geschreven door Adri van der Meulen en Paul Smeele.

Pagina 99 van het boek is heel handig voor de datering van de producten

2 opmerkingen:

  1. Hej René! Ben je er nog? Ik heb mijn oude bloempot gevonden - ADCO 2116-1, Sierpot 2116 met hangeschilderd decor 'Helen' van Daan Portier.
    Weet je iets van de waarde? Groeten uit Zweden
    Iréne Walton irene.walton@icloud.com

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik heb hier geen verstand van. Probeer het eens bij een Facebook groep over Nederlands keramiek. Succes!

    BeantwoordenVerwijderen